Public Enemies
Recensie

Public Enemies (2009)

Michael Manns nieuwste onderscheidt zich door een hoog authenticiteitsgehalte en een stralende Marion Cotillard.

in Recensies
Leestijd: 3 min 55 sec
Regie: Michael Mann | Cast: Johnny Depp (John Dillinger), Christian Bale (Melvin Purvis), Marion Cotillard (Billie Frechette), Channing Tatum (Pretty Boy Floyd), Billy Crudup (J. Edgar Hoover) e.a. | Speelduur: 140 minuten | Jaar: 2009

“We’re here for the bank’s money, not yours” is een zin die door Robert DeNiro werd uitgesproken in het in 1995 verschenen . In is het John Dillinger die dezelfde woorden gebruikt. De overeenkomsten tussen beide films van Michael Mann zijn legio: twee mannen die beiden aan weerskanten van de wet staan, de crimineel die zijn love interest vindt en weer kwijtraakt, en een grote shoot-out. Ondanks de vele parallellen tussen beide films, lijken ze geenszins op elkaar. Waar nog in zekere mate een verhaal over moraliserende agenten en criminelen was, lijkt meer op een nauwgezette weergave van de jaren dertig. Het maakt dat laatstgenoemde verhaaltechnisch minder toegankelijk is, maar cinematografisch interessanter.

Het is 1933 en de Depressie heeft het Amerikaanse volk het vertrouwen in banken doen verliezen. Het was een periode waarin bankrovers konden uitgroeien tot volkshelden en criminelen zichzelf een Robin Hood waanden. Eén van hen was John Dillinger. Mede doordat de FBI indertijd nog in de kinderschoenen stond, had hij na zijn wonderlijke ontsnapping uit de gevangenis vrij spel in Chicago. Samen met zijn bende begon hij aan een onophoudelijke stroom bankovervallen. Natuurlijk viel dit niet goed bij de overheid die haar geld zag verdwijnen. De inmiddels aan populariteit winnende Dillinger moest een halt worden toegeroepen en het duurde dan ook niet lang voordat ‘’the first war on crime’’ werd afgekondigd. Melvin Purvis werd zodoende aan het hoofd gezet van een groep vastberaden agenten die de klopjacht opende op de, zichzelf onaantastbaar achtende, crimineel.

Hoewel opent met twee sterke sequenties waarin de twee gezworen vijanden uit de titel worden geïntroduceerd, lijkt Michael Mann niet heel erg geïnteresseerd in wie de beide heren precies waren. Belangrijker lijkt het weergeven van hun daden. John Dillingers triomftocht langs de banken, zijn liefde en zijn uiteindelijke val vormen de basis. Veel verder dan zijn charmante protagonist zijn ambities uit laten spreken, komt Mann niet. Storend is dat echter allerminst. Met liet hij al zien dat de verkenning van de wereld van de drughandel op zichzelf al interessant genoeg is om aan de grondvesten van het verhaal te nagelen. Dat Mann vervolgens weinig uitleg geeft bij zijn personages, en ze van hot naar her laat vliegen, is dan al lang niet meer relevant. Datzelfde geldt voor , waarbij de personages ook nog eens gebaseerd zijn op mensen die echt hebben geleefd.

Deze opzet zou behoorlijk falen als de tijdsweergave niet realistisch zou ogen. En dat is precies waar de kracht van ligt. Het authenticiteitsgehalte wordt tot een maximum opgeschroefd, doordat de makers hun film schoten op plaatsen waar de échte Dillinger ook liep. Daarnaast is de film nog eens opgenomen met digitale HD-camera’s waardoor de beelden haarscherp op de kijker worden afgevuurd. De beelden van Los Angeles en Miami bij nacht, uit Michael Manns eerdere films, dienden hier nog als opwarmertje. In zit een nachtelijke shoot-out met Thompson-guns die de scherpte van deze donkere beelden overtreft. Deze combinatie van oorspronkelijke locaties en koele beelden -digitaal oogt anders dan film- creëert bij de kijker al vrij snel de illusie in de jaren dertig te zijn beland.

De getalenteerde cast onderstreept dit eens te meer. Johnny Depp maakt van zijn Dillinger een sympathieke charmeur en Christian Bale geeft een prima Melvin Purvis weg. Het pareltje dat tussen de twee grote acteurs doorglinstert is echter Marion Cotillard als Billie Frechette, het liefje van de bankrover. Haar voorkomen voelt zo natuurlijk en breekbaar aan dat ze als enige volkomen naadloos opgaat in de sfeer van de film. De vele close-ups die ter verhoging van de intimiteit met de personages dienen, waren voor haar zelfs niet eens nodig geweest.

Bovenal draagt overduidelijk het signatuur van de regisseur. De originele locaties, het gebruik van HD-camera’s, de enerverende shoot-out, de art-decogebouwen en het tempo waarmee de gebeurtenissen zich opvolgen, doen allemaal denken aan zijn eerdere werken. Ook zijn voorliefde voor het vakkundig inbrengen van een (semi-)elektronische soundtrack heeft hij deze keer weer niet kunnen onderdrukken. Gelukkig maar, want de scène waarin Pretty Boy Floyd wordt opgejaagd in een boomgaard (en vervolgens wordt neergeknald) op de soundtrack van Ten Million Slaves, behoort zonder twijfel tot één van de beste van de film. Michael Mann heeft met een film afgeleverd die zich minder op de uitbouw van de personages richt dan op de reproductie van de roerige jaren. Een zeer welkome afwisseling op het CGI-geweld dat momenteel de bioscopen domineert.