Recensie

Pet Sematary (2019)

Deze tweede verfilming van de Stephen King-klassieker teert op schrikmomenten zonder spanning of sterke psychologie.

in Recensies
Leestijd: 2 min 27 sec
Regie: Kevin Kölsch en Dennis Widmyer | Cast: Jason Clarke (Louis), Amy Seimetz (Rachel), John Lithgow (Jud), Jeté Laurence (Ellie), e.a.| Speelduur: 101 minuten | Jaar: 2019

Misery, The Green Mile, Carrie, The Shawshank Redemption en natuurlijk The Shining bewijzen dat Stephen King-verfilmingen het beste werken als ze een flinke dosis drama bevatten. Al is de schrijver uit Maine het bekendst om zijn horrorwerk, hij excelleert toch vooral als je de emoties voelt en sympathie voor de personages kunt opbrengen.

Laten die elementen nou precies ontbreken in deze tweede verfilming van Kings Pet Sematary. De roman uit 1983 werd dertig jaar geleden al eens verfilmd, maar omdat Hollywood kennelijk nog steeds door de ideeën heen is werd een nieuwe poging ondernomen. Daarbij was zelfs het bronmateriaal niet heilig; er is qua plot behoorlijk veel overhoopgegooid.

Het accent is vrijwel volledig komen te liggen op vele jumpscares en daarbij heeft plot en vooral de dramatische omlijsting het moeten ontgelden. Het uitgangspunt is nog wel intact gebleven. Een arts en zijn gezin ontvluchten de grote stad om wat groter en landelijker te gaan wonen. Louis en vrouw Rachel hebben een prachtig huis met een flink stuk bosgrond gekocht. Het enige, levensgevaarlijke lawaai komt van een drukke weg waar de tankwagens voorbijrazen.

Het duurt niet lang of de achtjarige dochter Ellie ontdekt achter het huis een dierenbegraafplaats. Buurman Jud, blij met eindelijk weer wat aanspraak, legt het meisje uit dat hier de kinderen in de buurt hun overleden dieren begraven. Als Ellies geliefde kat Church wordt aangereden door een tankwagen, heeft Jud wel een manier om het dier weer tot leven te wekken. Louis heeft slapeloze nachten nadat hij een jonge student, aangereden door een auto niet kan redden.

Pet Sematary anno 2019 is het resultaat van de luie inspanningen van regieduo Kevin Kölsch en Dennis Widmyer. Ze maken de fout het verhaal van een gezin dat toe is aan rust, maar het tegenovergestelde vindt, met te weinig emotionele lading te portretteren. Als er al volume aan de personages wordt gegeven dan zijn het vergezochte trauma's, zoals Rachel die in haar jeugd iets verschrikkelijke heeft meegemaakt.

In plaats daarvan gingen Kölsch en Widymer voor goedkoop effectbejag. Als je graag van je stoel opvliegt dan heb je een leuke avond, maar de regisseurs tappen voortdurend uit hetzelfde vaatje. Het wordt helemaal vervelend als ze hun eigen schrikmomenten gaan recyclen. Er wordt in tegenstelling tot in Kings boek nauwelijks geïnvesteerd in de relatie tussen Louis en zijn toch wat merkwaardige buurman.

Het is onvergeeflijk dat je bij een zeer tragische gebeurtenis binnen het gezin van Louis je schouders ophaalt en het je eigenlijk allemaal geen donder kan schelen. In tegenstelling tot slashers met oninteressante en onderling uitwisselbare personages, worden hier wel degelijk pretenties gewekt. Deze kunnen onmogelijk waargemaakt worden. De afsluitende akte doet weinig onder voor een slechte B-film en is een optelsom van de vaste ingrediënten in een letterlijk moordend tempo. Het beklijft voor geen meter.