Iemand moet Darren Aronofsky hebben gezegd: "Doe eens iets anders dan die gekke shit zoals Pi, The Fountain en Mother!". En Aronofsky deed het. Althans, tot op zekere hoogte. Caught Stealing is de meest pretentieloze en toegankelijke film uit zijn carrière, maar draagt nog altijd zijn onconventionele stempel. De regisseur is slechts deels verantwoordelijk voor deze excentrieke mix van gitzwarte komedie en neonoir. Het onvoorspelbare verhaal, de soms gruwelijke plotwendingen en een reeks hilarische personages komen namelijk uit het gestoorde brein van scenarist Charlie Huston, die zijn eigen roman tot scenario bewerkte.
Hank Thompson, een honkbalbelofte die zijn droom uiteen zag spatten na een auto-ongeluk, leeft doelloos van dag tot dag. Als hij niet drinkt, werkt hij als barman in een café in New York. Toch heeft hij iets om naar uit te kijken. Hij belt dagelijks naar zijn moeder in Californië, volgt het honkbal nog altijd op de voet en heeft een relatie met de bemoederende Yvonne. Wanneer zij hem voorstelt om hun relatie serieuzer te nemen, beseft Hank dat hij nog altijd niet in het reine is gekomen met zijn verleden.
Dan slaat het noodlot toe. Hank is een aardige kerel, maar heeft de pech naast een overjarige Britse punker met een hanenkam te wonen. Deze Russ moet plots naar Londen omdat zijn vader op sterven ligt. Of Hank niet even voor zijn agressieve kat Bud kan zorgen? Russ is amper vertrokken of twee Russen komen bij hem 'iets Belgisch' halen. Hank probeert ze weg te sturen, maar wordt zodanig in elkaar geslagen dat hij in het ziekenhuis belandt, een voorproefje van wat hem nog te wachten staat. Voordat hij het goed en wel beseft, is hij opgejaagd wild.
Het boek van Huston lag in het verlengde van Elmore Leonard en Walter Mosley, de film begeeft zich meer op het terrein van de Coens en Tarantino. Toch geeft Aronofsky er zijn eigen draai aan. De zwarte humor voelt donkerder, meedogenlozer en absurder dan in bijvoorbeeld Fargo of Jackie Brown, terwijl de neonoir-elementen lichter van toon zijn dan in Blood Simple en No Country for Old Men. De juxtapositie van dodelijke ernst, krankzinnige situaties, onverwacht geweld en gitzwarte humor in een en dezelfde scène had geforceerd kunnen voelen, maar werkt wonderwel.
De totale onvoorspelbaarheid van het verhaal is tegelijk plezierig en spannend. In een typische scène moet Hank een object halen bij zijn baas. Hij heeft daar één minuut voor - anders breekt de hel los. Dat het fout loopt, staat vast, maar hóe, dat blijft gissen. In zo'n situatie werkt Hank als passieve protagonist perfect: net als The Dude in The Big Lebowski wordt hij gedwongen te handelen, zonder enig benul hoe hij zich uit de ellende moet redden.
Austin Butler is prima gecast als gedesillusioneerde sportman die het na een tegenslag flink op een zuipen zet. Matt Smith, als punker met een cockney-accent, steelt regelmatig de show. Onvergetelijk zijn echter Vincent D'Onofrio en Liev Schreiber als de psychopathische incarnatie van een chassidisch Laurel & Hardy-broederpaar. Ze lijken zo uit een Coen-film weggelopen en geven de film een absurdistische en zelfs licht surrealistische laag, vergelijkbaar met het Javier Bardem-personage in No Country for Old Men.
Caught Stealing is zó leuk, en verhaal, casting en regie zitten zó goed in elkaar, dat je naar meer verlangt. Dat is ook mogelijk. Caught Stealing is het eerste deel van Charlie Hustons Henry 'Hank' Thompson-trilogie. Hopelijk blijven Aronofsky en Huston aan het roer voor de verfilming van het tweede boek, Six Bad Things. Maar dat kan alleen als deze film aanslaat. Helaas hebben neonoirfilms het tegenwoordig moeilijk in de bioscoop.