The Man From U.N.C.L.E.
Recensie

The Man From U.N.C.L.E. (2015)

Henry Cavill en Armie Hammer bundelen de krachten in deze stijlvolle, doch ietwat oppervlakkige 60’s-revival.

in Recensies
Leestijd: 4 min 5 sec
Regie: Guy Ritchie | Cast: Henry Cavill (Napoleon Solo), Armie Hammer (Illya Kuryakin), Elizabeth Vikander (Gaby Teller), Elizabeth Debicki (Victoria Vinciguerra), Luca Calvani (Alexander) Hugh Grant (Waverly), e.a. | Speelduur: 116 minuten | Jaar: 2015

Sinds het succes van zijn beide Sherlock Holmes-verfilmingen, lijkt Guy Ritchie de aangewezen regisseur om reboots uit te laten groeien tot nieuwe franchises. Vanaf volgend jaar zal de Britse regisseur de legende van Koning Arthur nieuw leven inblazen in een reeks van mogelijk zes films, maar eerst geeft Ritchie nog een opzetje voor de terugkeer van The Man From U.N.C.L.E., naar de gelijknamige spionageserie uit de jaren zestig. Aan de tot nu toe wat tegenvallende prestaties aan de Amerikaanse kassa te zien, is het nog maar de vraag of de mannen van U.N.C.L.E. op net zoveel vervolgen mogen rekenen als dat Warner Bros. voor de ridders van de ronde tafel in gedachten heeft, maar als zomers tussendoortje weet The Man From U.N.C.L.E. prima te vermaken.

In de Koude Oorlog gesitueerde actiekomedie bundelt de Amerikaanse CIA-agent Napoleon Solo de krachten met zijn Russische tegenhanger van de KGB, Illya Kuryakin. Indertijd een vrij ongebruikelijk uitgangspunt, aangezien de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie niet bepaald de beste maatjes waren. Geheel verassend is het dus niet dat de twee hoofdrolspelers aan het begin van de film nog als vijanden tegenover elkaar staan. Tijdens een actierijke openingsscène aan weerskanten van de Berlijnse muur weet Solo samen met de aantrekkelijke automonteur Gaby te ontkomen van zijn Russische belager. Aangezien de brunette als dochter van een vermiste kernwetenschapper de enige aanwijzing is naar een potentieel wereldbedreigend complot, besluiten de geheime diensten tijdelijk de handen ineen te slaan en hun twee beste agenten samen op de zaak te zetten.

Met de breed uitgemeten karakterverschillen tussen de twee hoofdpersonages is al snel duidelijk dat van een soepele samenwerking geen sprake zal zijn. Gelukkig schuilt de kracht van de film dan ook voor een groot deel in de onderlinge plaagstoten tussen Cavill en Hammer. Strak in het pak gehesen en met de tong stevig in de ‘cheek’ geplaatst, doet eerstgenoemde als ex-kunstdief en ultieme womanizer Napoleon Solo alvast openlijk sollicitatie naar de binnenkort vrij te komen vacature voor agent 007. Hammer moet het daarentegen meer hebben van zijn spieren dan zijn charmes: de Russische Illya heeft weinig gevoel voor humor, een kort lontje en is onhandig met de dames. Toch zijn het echter de vrouwen die regelmatig in positieve zin de show weten te stelen. Alicia Vikander staat haar mannetje als de stoere Gaby, en de Australische Elizabeth Debicki (eerder te zien geweest in The Great Gatsby) levert misschien nog wel de leukste bijdrage met een uiterst glamoureuze schurkenrol.

Wat de sfeer en aankleding van de film betreft, is het prettig om te zien dat Ritchie veel inspiratie put uit de Bond-films van de jaren zestig. De locaties in het zonnige Rome zijn fraai en ogen fris, evenals de in het oog springende kostuums – van Cavills scala van knisperverse maatpakken tot de modieus nostalgische sixties-jurkjes en overgrote zonnebrillen en sieraden van het volop aanwezige vrouwelijk schoon. Het enige wat nog lijkt te ontbreken is een sigaret aan het uiteinde van een sierlijke sigarettenhouder à la Audrey Hepburn, maar waar Sean Connery als ’s werelds bekendste spion destijds nog gerust een rokertje op mocht steken blijkt dat anno 2015 in de bioscoop toch echt ‘not done’. Wat verder zeker niet onbenoemd mag blijven is de heerlijk opzwepende jazzy soundtrack van Daniel Pemberton, die hier en daar veel wegheeft van de swingende muzikale omlijsting van Ritchies Snatch..

Met al die elegante aankleding en swingende tonen slaagt Ritchie er aardig in om de aandacht van de overduidelijk zwakkere plek af te leiden. Het plot dat de twee agenten proberen te ontrafelen blijft namelijk wel erg oppervlakkig en niet bijzonder sterk uitgewerkt. Dankzij de goed gebalanceerde dosering van actie en humor, met als hoogtepunt een chaotische nachtelijke achtervolging te water, is dat aanvankelijk nog geen probleem. Hoeveel Bond-films draaiden immers uiteindelijk niet om een halfslachtig plot rondom een of ander kernwapen? Helaas gaat Ritchie de mist in met een wel erg gehaaste en rommelige laatste akte waarin de eindconfrontatie maar weinig bevredigend wordt afgehandeld en het enige emotioneel geladen momentje van de film zijn doel mist. Bovendien is het enigszins jammer dat het plot toch vooral als opzetje dient voor het beoogde vervolg. De naam U.N.C.L.E. komt zelfs pas in de laatste scène ter sprake.

Hoe vermakelijk Ritchies film bij vlagen ook mag zijn, het blijft toch iets te veel een gevalletje van stijl boven inhoud. Het weerhoudt deze reboot ervan om mee te kunnen dingen naar de titel van meest verrassende of geslaagde spionagefilm van het jaar – die eer is vooralsnog voorbehouden aan Matthew Vaughns Kingsman – maar The Man From U.N.C.L.E. kan zich in ieder geval wel prijzen als de meest stijlvolle.