Recensie

Pacific Rim Uprising (2018)

Zonder Del Toro aan het roer is deze franchise minder een liefdesbrief aan Kaiju-films en meer een neefje van Transformers.

in Recensies
Leestijd: 4 min 12 sec
Regie: Steven S. DeKnight | Cast: John Boyega (Jake Pentecost), Scott Eastwood (Nate Lambert), Cailee Spaeny (Amara Namani), Burn Gorman (Dr. Hermann Gottlieb), Charlie Day (Dr. Newton Geiszler), Tian Jing (Liwen Shao), Jin Zhang (Marshal Quan), Adria Arjona (Jules Reyes), Rinko Kikuchi (Mako Mori) | Speelduur: 111 minuten | Jaar: 2018

Pacific Rim was Guillermo Del Toro's liefdesbrief aan Japanse monsterfilms. Al is hij bekend geworden met duistere sprookjes voor volwassenen, diep van binnen is de regisseur een enthousiast klein jochie. Eentje dat fantaseert over kolossale robots met raketvuisten (Jaegers), gemuteerde megamonsters (Kaiju) en vrachtschepen die gebruikt worden als honkbalknuppels. Helaas trok het origineel te weinig publiek om een vervolgfilm te garanderen. Door getwijfel van de studio moest Del Toro uiteindelijk gaan kiezen tussen twee projecten: Pacific Rim: Maelstrom (zoals de titel ooit luidde) of The Shape of Water. Zijn keuze voor laatstgenoemde leverde hem een Oscar op, maar hij had al wel zijn ideeën voor Pacific Rim doorgegeven aan vervanger Steven S. DeKnight (televisieproducer van o.a. Daredevil).

Er zijn momenten in Pacific Rim Uprising dat die ideeën hun potentie tonen: een achtervolging binnenin het beschadigde lichaam van een Jaeger, een meisje dat probeert haar eigen Jaeger te bouwen, een Jaeger-duel op een ijsvlakte en wat monsterlijke verrassingen op onverwachte plekken. Het is duidelijk dat men probeert om het origineel niet te veel te kopiëren en ons echt te verrassen, maar de uitvoering is niet bepaald vlekkeloos.

DeKnight opent met een opfriscursus/montage van de eerste film. Op zich best handig voor nieuwe kijkers, het origineel startte immers ook met uitleg over Jaegers en Kaiju. Toch had hij het veel slimmer op kunnen lossen en is het een domper om te beginnen met bekende clips. Ondanks die opening zijn de meeste dialogen in de film alsnóg informatiedumps vermomd als gesprekken. Namen van Jaegers, personages en gebeurtenissen die niet in beeld komen vliegen je om de oren. Men blijft zo veel en zo lang verhaal in je oren stampen dat er nooit ruimte is voor een authentiek moment. Een emotioneel aangrijpingspunt laat veel te lang op zich wachten.

Pacific Rim staat natuurlijk niet bekend om zijn vooruitstrevende verhaal. Ook zullen weinig filmfans Charlie Hunhams personage missen (of kunnen beschrijven). Toch maakte Del Toro veel goed door juist te focussen op emotie, vooral de trauma's in de nasleep van een Kaiju-aanval. Diepgang zat ook in het opzetten van een gedetailleerde wereld, met politici die muurtjes willen bouwen als verdediging tegen de monsters en zwarte markten die handelen in Kaiju-organen. Er was een levendige zandbak voor de monsters en robots om in te spelen. Pacific Rim Uprising mag dan vijf keer zoveel 'plot' hebben, maar er blijft niets van hangen en het mist alle sfeer van het origineel.

Het scenario van het vervolg is zelfs zo overvol dat sommige verhaallijnen en personages zomaar worden achtergelaten. Een romantisch element eist meermaals de aandacht op, maar gaat uiteindelijk nergens heen. Men moet maar door met actiescènes, subplots die een Chinees publiek moeten behagen en introducties van nietszeggende personages. Af en toe proberen Boyega en Spaeny wat charisma in te zetten om de boel te redden. Maar Eastwood en Kikuchi voegen vrij weinig toe en de hele rits jonge kadetten is al helemaal overbodig.

Het is te merken dat dit de debuutfilm van Steven S. DeKnight is. Hij gooit het stijlboek van Del Toro overboord om zijn eigen stempel erop te drukken, maar dit werkt de film tegen. Zo lette Del Toro op drie belangrijke details: schaal, belichting en camerawerk. In vrijwel elk belangrijk shot stond bij hem een boot, vrachtwagen of iets anders in beeld om de schaal aan te duidden. Actiescènes waren 's nachts waarbij gevechten werden belicht door zoeklichten, helikopters of het gloeiende neonlicht van Hongkong. Ten slotte werd vrijwel elke stoot van een kolos gefilmd vanaf straatniveau of minstens een menselijk oogpunt.

Deze drie regeltjes lijken misschien onbelangrijk, maar maakten het CGI-festijn enigszins geloofwaardig. Als een Jaeger door de oceaan wandelde, en in de stortende regen aanstalten maakte om een Kaiju in zijn gezicht te stompen, voelde je het gewicht ervan. DeKnight filmt echter in fel daglicht - wat veel goedkoper oogt - heeft de Jaegers snel en lichtvoetig gemaakt zodat ze 'coolere dingen kunnen doen' en laat de camera gewichtloos door de stad vliegen. Dat zorgt misschien voor lekker overdreven actiescènes, maar de magie is verdwenen.

DeKnight is lang niet zo subtiel als Del Toro en heeft ook niet zoveel kaas gegeten van sfeervolle opbouw. Del Toro doet graag een Thunderbirds-aflevering na waarbij twee piloten er tien minuten over doen om in een Jaeger te klimmen. DeKnight wisselt graag elke minuut van personage om het tempo lekker hoog te houden. Beide Pacific Rim-films hebben misschien een B-filmachtige opzet, maar waar het eerste deel een echt passieproject was, lijkt deel twee meer op de onsamenhangende Transformers-films qua actie, filmwerk en toon. Als je warm loopt voor geforceerde humor zoals Jaegers die hun middelvinger opsteken kun je je lol op. Fans van sfeervolle Kaiju-films kunnen het beter bij de eerste Pacific Rim houden.