Recensie

Isle of Dogs (2018)

De nieuwe Wes Anderson is een weergaloos maatschappijkritisch avontuur vol vaart, humor en ouderwetse charme.

in Recensies
Leestijd: 2 min 40 sec
Regie: Wes Anderson | Cast (stemmen): Bryan Cranston (Chief), Edward Norton (Rex), Bob Balaban (King), Bill Murray (Boss), Jeff Goldblum (Duke), Koyu Rankin (Atari), Scarlett Johansson (Nutmeg), Greta Gerwig (Tracy Walker), Kunichi Nomura (Kobayashi), Frances McDormand (Nelson), e.a. | Speelduur: 101 minuten | Jaar: 2018

Dat Wes Anderson een filmmaker is die we moeten koesteren wisten we natuurlijk allang. De Amerikaan laveert met zijn onmiskenbare humor tussen arthouse en voorzichtige commerciële cinema. Dit laatste wordt met name veroorzaakt door de vaste sterrencast waarmee Anderson zijn speelfilms maakt. Dat de man van alle markten thuis is, bewees hij met zijn eerste stop-motionanimatie Fantastic Mr. Fox. Diens officieuze opvolger Isle of Dogs is een waar pareltje.

Alle Japanse menselijk stemmen worden indien relevant vertaald door een tolk (met de stem van Frances McDormand), vertaalcomputer of uitwisselingstudent, zo verklaart de disclaimer aan het begin van Isle of Dogs. Het geblaf van de honden die centraal staan daarentegen is wel degelijk Engels. En Anderson houdt woord. Er komt een boel Japans voorbij, maar zoals bij mensen wel vaker het geval is, zit er een boel geblaat en gezever bij. Geen enkele noodzaak om dit allemaal te vertalen. We kunnen beter luisteren naar wat de dieren te vertellen hebben.

Honden hebben in Japan eeuwenlang moeten vechten voor hun positie maar in de fictieve metropool Megasaki hebben de viervoeters het twintig jaar na het nu zwaar. Er is een hondenvirus uitgebroken, dus besluit de megalomane burgemeester Kobayashi om alle honden naar een vuilniseiland te verbannen. Zwaar vermagerd hebben de huisdieren het eiland zo goed mogelijk ingericht. Hun rust wordt verstoord als het neefje van de burgemeester met zijn vliegtuigje crasht op de vuilnisbelt. Deze onverstaanbare Atari is op zoek naar zijn hond Spots die als eerste eilandbewoner te boek staat.

Voor de heerlijk ouderwets aandoende platte stijl liet Anderson zich naar verluidt inspireren door de vermaarde, maar inmiddels ter ziele gegane animatiestudio Rankin Bass en het werk van de bekendste Japanse cineast Akira Kurosawa. De ambachtelijk, veelal in Polen gemaakte poppen van deze Duits-Amerikaanse coproductie zijn niet strak en gestroomlijnd, maar zoals het zwerfhonden betaamt, een beetje smerig en ruw. En Anderson is er niet op uit geweest prachtige vloeiende animaties te tonen, maar heeft er juist voor gekozen om de honden houterig en wat schokkerig te laten bewegen. Dit komt vooral naar voren in de wind die door de vachten van de honden waait.

Bij nadere inspectie valt op dat Anderson niet echt een fan van 3D moet zijn. We zien de honden, die klinken als Bryan Cranston, Edward Norton, Jeff Goldblum, vrijwel altijd frontaal van voren, van boven of van de zijkant. Deze stijl is ongekend charmant en juist door alle toeters en bellen achterwege te laten kan de kijker zich focussen op het verhaal.

Dat kent de nodige maatschappijkritiek, waarbij een link met het vluchtelingenvraagstuk en de macht van multinationals en de politiek snel gelegd wordt. Maar Isle of Dogs is bovenal een moderne fabel over letterlijk de underdog die met eendracht, slimheid en humor zijn situatie probeert te verbeteren. Deze schitterende animatiefilm is voorzien van een aansprekende soundtrack, waarbij vooral de beukende Japanse drums indruk maken. Een heerlijk avontuur vol spitsvondigheden en aansprekende personages zoals alleen Wes Anderson dat kan.