Solo: A Star Wars Story
Recensie

Solo: A Star Wars Story (2018)

Hoewel de ontstaansgeschiedenis van Han Solo enig nieuw terrein verkent, maken toch vooral de bekende gezichten indruk.

in Recensies
Leestijd: 5 min
Regie: Ron Howard | Cast: Alden Ehrenreich (Han Solo), Emilia Clarke (Qi'ra), Woody Harrelson (Tobias Beckett), Donald Glover (Lando Calrissian), Paul Bettany (Dryden Vos), e.a.| Speelduur: 135 minuten | Jaar: 2018

Toen bekend werd dat Disney als nieuwe eigenaar van Star Wars een gloednieuwe trilogie zou gaan afwisselen met losstaande films, had het er alle schijn van dat de 'hoofdfilms' een veilige koers zouden varen terwijl de zogenaamde 'anthology-films' onbekend terrein zouden verkennen van het rijkgevulde Star Wars-universum. Het blijkt echter iets anders te zijn gelopen: terwijl de Romeins genummerde films her en der wat onverwachte wendingen nemen, blijken de tussentijdse films vooral puntjes te verbinden tussen de eerste twee trilogieën. Eersteling Rogue One: A Star Wars Story wist zich daarin aardig van zijn taak te kwijten door te werken vanuit een nooit eerder toegelicht plotpunt en trok daarvoor een blik verse personage open, terwijl enkele bekende gezichten aan de zijlijn bleven. Dat lijkt een eenmalige uitzondering te zijn geweest, want in de nabije toekomst hoeven we enkel spin-offs te verwachten van populaire personages uit de eerste Star Wars-trilogie.

Zo gaan er volop geruchten over films waarin bekende figuren als Obi-Wan Kenobi, Yoda en Boba Fett centraal staan, ook al werden de verledens van deze publieksfavorieten al uitgebreid behandeld in de prequeltrilogie die George Lucas rond de eeuwwisseling maakte. In het derde deel daarvan wilde Lucas een rolletje geven aan een jonge Han Solo, wiens schelmenbestaan in de eerste trilogie de vleesgeworden jongensdroom van menig jonge kijker was en vertolker Harrison Ford tot het sterrenbestaan katapulteerde. Vanwege een overvol script zag Lucas hier wijselijk vanaf en dat is achteraf gezien maar goed ook. Want ongeacht de vraag of personagegedreven prequels een goed idee zijn of niet; een iconisch figuur als Han Solo verdient beter dan een lullig gastoptreden.

Desondanks is het maken van een film over de jonge jaren van Han Solo lang niet zo eenvoudig als het lijkt. De charmante smokkelaar was weliswaar de (onbedoelde) ster van de eerste trilogie, maar niet de hoofdpersoon. Hij was meer een tegendraadse smaakmaker à la Jack Sparrow. Een dergelijk personage bevorderen tot de held van zijn eigen film verloopt zelden zonder structurele problemen, wat Solo: A Star Wars Story redelijk oplost door het titelpersonage consequent de touwtjes uit handen te nemen. De jonge Han is een speelbal van het lot die niet in het keizerlijke leger belandt vanwege ideologie of plichtsbesef, maar gewoon omdat het de enige uitweg is van een penibele situatie. In tegenstelling tot veel andere Star Wars-helden is de jonge Han geen wonderkind, maar simpelweg een fijne durfal die weigert op te geven en niet te trots is om terug te vallen op bluf en mazzel.

Een moeilijker te overkomen obstakel is dat van het hoofdpersonage al kleine beetjes achtergrond bekend zijn, wat een checklist oplevert die in grofweg twee uur moet worden afgewerkt. Aldus krijgen we te zien hoe Han kennismaakt met Chewbacca, wordt duidelijk hoe hij de Millennium Falcon afhandig maakt van Lando Calrissian en is er een scène die verklaart hoe dit ruimteschip de zogenaamde Kessel Run in minder dan twaalf parsecs aflegt. Deze verplichte stopplaatsen van Han Solo's roadtrip worden weliswaar allemaal netjes bezocht zonder de eerdere films tegen te spreken, maar het betekent helaas wel dat de route al grotendeels vastligt en er niet bijster veel tijd overblijft is voor verrassingen. Het is dan ook haast prijzenswaardig dat de planeet Tatooine en de daar heersende gangster Jabba the Hutt enkel worden vermeld in plaats van het plot in te worden getrokken.

Een voorspelbare rit kan echter nog steeds genietbaar zijn vanwege boeiende passagiers. Helaas laat de film het op dat punt ook een beetje afweten, zij het opvallend genoeg niet met de bekende personages. Zo wordt de titelfiguur uiterst charmant vertolkt door Alden Ehrenreich, die laat zien dat zijn opvallende verschijning in Hail Caesar! geen toevalstreffer was. Hij krijgt goed tegengas van de altijd innemende Donald Glover als Lando Calrission, met wiens ijdele trekken heerlijk de draak wordt gestoken. Helaas zit Emilia Clarke ondertussen nogal gevangen in een wat eentonig personage en weet zelfs de altijd betrouwbare Woody Harrelson weinig indruk te maken als bandietenleider die zich ontpopt als Han Solo's mentor. Overigens is degene die de show steelt net als in Rogue One een robot: de heerlijk cynische L3-37 durft zowaar eindelijk het lang doodgezwegen taboe van robotslavernij aan de kaak te stellen, met alle hilarische gevolgen van dien.

Waar Rogue One zich nogal liet bekijken als een oorlogsfilm, zoekt Solo het meer in de hoek van de heistfilm. De aan dit genre inherente plotwendingen en onthullingen zijn weinig indrukwekkend, maar de setting zorgt voor aangename nieuwe 'world building': best verfrissend om te zien dat zelfs in een universum dat met ijzeren vuist wordt geregeerd door een almachtig keizerrijk nog steeds ruimte is voor een invloedrijk misdaadsyndicaat. Spijtig alleen dat deze schimmige onderwereld zo grauw in beeld wordt gebracht. Vooral in het eerste uur zijn er behoorlijk wat donkere scènes waarin het overzicht nogal eens verloren gaat, wat een 3D-vertoning een absolute afrader maakt. Een flinke stap terug na de prachtige composities van The Last Jedi.

Eenieder die niet zo te spreken was over de serieuze toon van laatstgenoemde Star Wars-film, zou misschien wel eens aangenaam verrast kunnen worden door Solo vanwege zijn pretentieloosheid. Vrij opvallend eigenlijk met de vaak op Oscarprestige mikkende Ron Howard aan het roer, tot je beseft dat deze regisseur dertig jaar geleden Willow maakte: een lichtvoetige fantasyfilm die werd geschreven en geproduceerd door George Lucas en aardig in lijn lag met de eerste drie Star Wars-films. Solo wijkt daar qua tempo en toon niet al te veel vanaf en heeft een retrostijl die nauwelijks onderdoet voor die van J.J. Abrams. Aldus zien we in een van de eerste scènes een heerlijk afzichtelijk aliengedrocht dat overduidelijk niet uit de computer komt, maar door de poppenspelers van The Jim Henson Company tot leven is gewekt. Hoe vaak kun je dat ouderwetse genot nog verwachten in het moderne blockbusterseizoen?