De Smurfen
Recensie

De Smurfen (2011)

Met de animaties zit het wel smurf maar het plot getuigt niet bepaald van veel creativiteit. Gelukkig smurft de film zichzelf niet al te serieus.

in Recensies
Leestijd: 4 min 10 sec
Regie: Raja Gosnell | Cast: Hank Azaria (Gargamel), Neil Patrick Harris (Patrick Winslow), Jayma Mays (Grace Winslow), Sofia Vergara (Odile), Tim Gunn (Henri), e.a.| Speelduur: 86 minuten | Jaar: 2011

In een tijd waarin Hollywood alle oude ideeën hergebruikt om nieuwe films mee te vullen, viel het te verwachten dat vroeg of laat ook de smurfen hun eigen film zouden krijgen. Dat dit nog zo lang heeft moeten duren, is waarschijnlijk omdat de blauwe mannetjes in de Verenigde Staten een stuk minder naamsbekendheid hebben dan in Europa en dat de CGI die nodig bleek om ze overtuigend in beeld te brengen pas in de laatste jaren betaalbaar is geworden voor films met niet al te hoge ambities. Tevens is er nu een hele generatie van jongvolwassenen die in hun jeugd bestookt zijn met de langlopende tekenfilmserie, zodat het publiek niet beperkt zal zijn tot de allerjongsten maar ook twintigers met nostalgische motieven hun portemonnee zullen trekken. De Transformers-films hebben immers laten zien dat nostalgie een niet te onderschatten marketingtool is.

De film laat zich bekijken als een direct vervolg op de tekenfilmserie, maar is qua opzet eenvoudig genoeg om ook bekeken te worden door kijkers zonder voorkennis (voor zover dat überhaupt mogelijk is). Gargamel blijkt nog altijd onuitputtelijk bezig met zijn pogingen de smurfen te vinden en te vangen. Niet alleen omdat hij hun eeuwige vrolijkheid niet kan uitstaan, maar vooral omdat ze voor magische doeleinden kunnen worden gebruikt. Wanneer hij bij toeval de locatie ontdekt van het altijd zo goed verborgen gehouden smurfendorpje, slaan de blauwe bewoners op de vlucht en komen zes van hen (evenals hun achtervolger) door een ondergronds portaal terecht in…Manhattan. Het betreft hier namelijk een vis-uit-het-water-verhaal.

Waarom zich onder het smurfendorp een portaal bevindt, wordt overigens nooit duidelijk, maar de belangrijkste vraag die zich opdringt is: waarom leidt het uitgerekend naar New York? Deze stad is al ontzettend vaak gebruikt voor dit soort situaties en kijkende naar wat de smurfen daadwerkelijk meemaken in de Big Apple, kan worden geconcludeerd dat het portaal naar duizenden andere steden had kunnen leiden en het plot precies hetzelfde was geweest. De permanente opgewektheid van de smurfen botst uiteraard met de echte wereld, maar dat gegeven was stukken interessanter geweest wanneer het was gekoppeld aan de onderhuids broeiende agressie die New Yorkers zo kenmerkt (zoals bijvoorbeeld Enchanted erg leuk deed). Het beste gebruik van de stad New York blijkt overigens het komische moment waarop Gargamel de uit rioolputten opstijgende stoom gebruikt voor een overdreven theatrale opkomst, zelfs al is zijn kat Azraël de enige toeschouwer.

Grote Smurf, Brilsmurf, Klungelsmurf, Moppersmurf, Smurfin en de speciaal voor deze film gecreëerde McSmurf (alle Schotse clichés op een blauwe hoop gegooid) belanden bij toeval in het appartement van het koppel Grace en Patrick, van wie die laatste wordt gespeeld door publieksfavoriet Neil Patrick Harris. Diens komische talent wordt niet ten volle benut maar met zijn natuurlijke aanleg voor ironie is hij prima in staat het (volwassen) publiek te vertegenwoordigen met bijvoorbeeld zijn zichtbare ergernis wanneer zijn blauwe logés constant hetzelfde irritante liedje blijven zingen. Tevens blijkt hij de aangewezen persoon om de onlogica van het smurfenuniversum aan de kaak te stellen, zoals het mysterie wanneer smurfen hun naam krijgen: bij geboorte of pas wanneer de eigenschap die in hun naam besloten ligt zich openbaart? Het zijn momenten als deze die laten doorschemeren dat de makers het allemaal niet al te serieus bedoelen, wat voor een zeer welkome luchtigheid zorgt.

Die luchtigheid ontbreekt jammer genoeg dan wel weer in de wijze waarop het fictionele smurfenuniversum met onze dagelijkse wereld is samengebracht. De makers hebben gekozen voor een bijzondere mengvorm, waarin de smurfen in deze film zowel echte personages zijn als figuren uit de strips van Peyo (Patrick haalt zijn info over de blauwe mannetjes dan ook eenvoudig van Wikipedia). Echter, vreemd genoeg heeft geen van de menselijke personages van deze wezens gehoord. De film poogt de smurfen zowel neer te zetten als de inspiratiebron voor mythes, als de vierde wand te doorbreken (door de strips en hun schepper letterlijk bij naam te noemen en zelfs even in beeld te brengen) maar faalt uiteindelijk op beide punten.

Uiteindelijk werkt de film het best op de momenten dat hij pretentieloze lol voor het jongste volk biedt. De smurfen zijn mooi geanimeerd en hebben een geloofwaardige interactie met hun menselijke tegenspelers, waardoor zelfs de oninteressante situaties waarin ze belanden meestal nog wel het aankijken waard zijn. Jongere kijkers zullen zich daarmee waarschijnlijk opperbest vermaken, maar de ouders die verplicht mee moeten zullen door het flauwe plot slechts sporadisch geboeid zijn. Een van de bizarste plotpunten is de wijze waarop het aanstaande vaderschap van Patrick (waar hij als hedendaagse yup natuurlijk nog niet aan toe is) wordt gekoppeld aan het zogenaamde vaderschap van Grote Smurf. Eenieder die ooit de uiteenzetting over de voortplantings(on)mogelijkheden van smurfen in Donnie Darko heeft gezien, mag met reden teleurgesteld zijn dat het gebrek aan zelfrelativering over dit delicate onderwerp een gemiste kans blijkt.