Dumb and Dumber To
Recensie

Dumb and Dumber To (2014)

Harry en Lloyd zijn twintig jaar ouder, maar nog geen steek wijzer. Geen wonder dus dat ze met dit onnodige vervolg komen.

in Recensies
Leestijd: 4 min 14 sec
Regie: Bobby Farrelly & Peter Farrelly | Cast: Jim Carrey (Lloyd), Jeff Daniels (Harry), Rob Riggle (Travis / Captain Lippincott), Laurie Holden (Adele), Kathleen Turner (Fraida Felcher), e.a.| Speelduur: 110 minuten | Jaar: 2014

Hoewel er bijna wekelijks wel een vervolgfilm wordt uitgebracht, zien we zelden een vervolg op een komedie voorbijkomen. De reden daarvoor lijkt simpel: het is al moeilijk genoeg een publiek anderhalf uur te laten lachen, dus om dat nog eens te proberen met dezelfde personages en een vergelijkbaar plot, is doorgaans onbegonnen werk. Voorbeelden van geslaagde komedievervolgen zijn er dan ook nauwelijks, laat staan dat er zoiets bestaat als The Empire Strikes Back onder de komedies. Wanneer men zich er toch aan waagt, gebeurt dat meestal zo snel mogelijk. Je moet het ijzer immers smeden wanneer het heet is, dus als je te lang wacht loop je het risico dat niemand nog interesse heeft in je film. Tenzij je dusdanig lang wacht dat er kan worden ingespeeld op een zeker gevoel van nostalgie. Dat laatste is precies waar Dumb and Dumber To op mikt.

Dumb and Dumber kwam uit in de laatste maand van 1994, waarschijnlijk het belangrijkste jaar uit Jim Carrey’s carrière. Ace Ventura: Pet Detective en The Mask hadden hem de voorbije maanden al op de kaart gezet, maar met zijn rol in Dumb and Dumber was de hattrick compleet. De film was tevens het startsein van de carrière van de regisserende broers Bobby en Peter Farrelly, die hierna het succesvolle There’s Something About Mary maakten, om in de nieuwe eeuw hun gedeelde carrière te zien stranden in komedies waar slechts weinigen voor warm liepen. De Farrelly’s en Carrey lijken momenteel in hetzelfde schuitje te zitten, aangezien ze de afgelopen tien jaar meer flops dan hits hebben gemaakt. Niet zo vreemd dus dat ze hun krachten hebben gebundeld in de hoop het succes van twintig jaar geleden opnieuw te beleven. En Jeff Daniels? Ach, die is de beroerdste niet.

Zodoende krijgt de film die halverwege de jaren negentig een onverwacht groot succes bleek, een dikke twintig jaar later alsnog een vervolg. Maar waar sommige filmmakers een dergelijke lange tussenpoos aanwenden voor een interessante nieuwe invalshoek, spelen de Farrelly’s vooral op veilig. En dus zien we het oliedomme tweetal Harry en Lloyd terug in een verhaal dat opvallend veel overeenkomsten heeft met dat van het origineel. Reisden ze destijds nog het halve land door om een vrouw te vinden op wie Lloyd stapelverliefd was, daar leggen ze ditmaal een vergelijkbare afstand af om Harry’s dochter op te sporen. En in plaats van een koffertje waarvan de inhoud onbekend is, dragen ze ditmaal een klein maar schijnbaar belangrijk pakketje met zich mee. Daarnaast is er wederom een samenzwering waarin de twee betrokken raken, zelfs al zijn ze zich daar totaal niet van bewust.

Deze herhaling van zetten zal ongetwijfeld bedoeld zijn om Dumb and Dumber To in de smaak te laten vallen bij liefhebbers van zijn voorganger, maar interessanter wordt het er niet op. Vooral wanneer in ogenschouw wordt genomen dat 22 Jump Street onlangs nog op hilarische wijze de draak wist te steken met de welbekende sequelclichés waaraan deze film zich overgeeft. Slechts een enkele keer weten de Farrelly’s op verrassend treffende wijze de kijker op het verkeerde been te zetten (iets met het welbekende busje met hondenvacht), maar het merendeel van de tijd kleuren ze vooral binnen de lijntjes. Zelfs de aan een rolstoel gekluisterde blinde buurjongen van Harry en Lloyd maakt opnieuw zijn opwachting.

Dat betekent echter niet dat er niets te genieten valt, want aan grappen is uiteraard geen gebrek. De meeste daarvan zijn zo plat als een dubbeltje (geen verandering ten opzichte van de vorige film), maar zo nu en dan openbaren zich wat mooie vondsten. Bijvoorbeeld het idee dat een onverzorgd en slecht gekleed figuur als Harry op een conferentie best voor een Nobelprijswinnaar door kan gaan en volkomen serieus genomen wordt. Ietwat jammer is dat de domheid van de twee hoofdpersonages enorm wordt opgeklopt. Met een dergelijke titel valt dat te verwachten, maar de vorige film liet juist zo aardig zien dat het gebrek aan intelligentie niet alleen de oorzaak was van Harry en Lloyds problemen, maar ook hetgeen waardoor ze zich daar steeds weer uit wisten te redden. Domheid zelf is immers niet zozeer grappig; de humor ligt in waar het toe leidt.

Overigens is er een reden dat Harry zijn dochter wil vinden: hij is ziek en hoopt dat zij aan hem een nier wil afstaan. Een ietwat curieus uitgangspunt voor een komedie die zo ver mogelijk van serieuze thematiek vandaan poogt te blijven en iets wat je eerder verwacht aan te treffen in een film van Jim Jarmusch. Het laat zien dat de Farrelly’s wat betreft de toon nogal zoekende zijn. Misschien wel de beste grap van het origineel was immers dat de reis die Harry en Lloyd ondernamen van begin tot eind volkomen zinloos was. Iedereen wist dat, behalve zijzelf. Door ze in deze film min of meer een doel te geven, schieten de makers hun eigen doel lichtelijk voorbij.